In de Middeleeuwen verstond men onder Mysteriën de voorstellingen, die op het toneel (meestal in de open lucht) werden gegeven en wier stof ontleend was aan de gewijde schrift of aan de levens der Heiligen. Vooral de geheimnisvolle menswording en opstanding van Jezus werden met Kerstmis en Pasen als mysteriën vertoond.
Reeds bij de Grieken droegen de ingewijden den naam myslen en daaruit ontstond het woord mystiek, als de naam van het streven om in de geheimenissen der Godheid door te dringen en in meer nauwe verbinding met het Opperwezen te geraken, Hem dus inniger en vromer te vereren. Later ging de mystiek vaak vergezeld met het geloof aan geheimzinnige, bovennatuurlijke openbaringen en deze richting noemt men mysticisme.