Insigne (Frans, van 't Lat. signum — teken) noemt men een uiterlijk kenteken van macht, rang, waardigheid oï lidmaatschap. De insignes (Lat. insignia) der koningen van Rome waren : de gouden kroon, de elpenbenen stoel en de met bijlen vooruitlopende 12 liktoren, welke laatsten ook in de Romeinsche Republiek werden behouden en toen de consuls en andere hooge overheidspersonen begeleiden. De insignes der Duitsche keizers waren de Rijks Kleinodiën, nl. een volledig ornaat (oï eeregewaad) van onder- en bovenklederen, een kroon, scepter en rijksappel.
Tegenwoordig vormen kroon en scepter de insignes der (weinige) Europese vorsten. Tot die der ridderschap behoren helm en schild; evenzo voert een maarschalk een staf en een Turkse pacha een paardenstaart. De insignes der hooge Rooms Katholieke geestelijkheid bestaan in pallium (schouderband van witte wol met zes daarin geweven kruisen van zwarte zijde), in- Ma (bisschopsmuts of mijter), staf en ring, en voor den Paus in 't bijzonder de tiara. Een hand, met open oog erin, is het insigne der gerechtigheid (justitie).