Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Basiliek

betekenis & definitie

Basiliek (Gr. basilikos = koninklijk) was oorspronkelijk een gebouw gelijkstaand met onze gerechtshoven of paleizen van Justitie. De oude basiliek bestond meestal uit een grote langwerpige zaal, aan een of aan de beide uiteinden op een halven cirkel uitlopend.

Velen hadden alleen het middenschip, de grootste vertonen, behalve dat middenschip, aan weerskanten een zijbeuk, die er door een rij kolommen van gescheiden is. In de halfronde ruimte zetelden de rechtbanken, terwijl de ruimten tusschen de kolommen werd ingenomen door de uitstallingen van kooplieden, door geldwisselaars, die er zaken deden, enz. Zij was, met andere woorden, een overdekte vergaderplaats.
De oude Christen-basilieken geven van die der Grieken en der Romeinen geen zuiver denkbeeld. De Christen-basiliek toch bestond uit een voorhof en een tweede gedeelte, dat van den voorhof was afgesloten. De boetelingen, die niet binnen de kerk mochten komen, bleven in dien voorhof, waarop de drie deuren der kerk uitkwamen, welke toegang gaven tot een der beuken. Aan het eind van den middenbeuk stond, in het halfrond, de troon van den bisschop met aan weerszijden de banken voor de priesters; daar - voor het altaar en voor het altaar een van het middenschip afgescheiden ruimte voor het koor. De grootste basilieken zijn gebouwd in kruisvorm; daarin loopt vlak voor het halfrond een dwarsbeuk, die met het middenschip een kruis vormt.

< >