Een betrekkelijk klein slangetje, dat tot 40 cm. lang kan worden, met kleinen kop, die niet breeder dan het lichaam is, en korten kegelvormigen staart. De schubben iridesceeren en zijn op de bovendeelen bruin en zwart gekleurd.
De teekening van rug en zijden bestaat uit donkere, zwartachtige vlekken, die somtijds halfringen vormen op een roodbruinen ondergrond. De onderzijde is geelachtig gekleurd met een middenrij van donkere vlekjes. Een exemplaar verzameld gedurende de Tapanahoni-Expeditie, en nu in de collectie van het Rijks Museum voor Natuurlijke Historie te Leiden, was voorzien van een etiket met een negerengelschen naam: Fajasnéki. (Vuurslangetje).