[v. Gr. orgasmos = zwelling, van organ = zwellen, gloeien van ijver, driftig begeren] het hoogtepunt van seksuele drift, het klaarkomen.
Bij de man treedt tijdens het orgasme steeds zaadlozing (ejaculatie) op, gevolgd door plotselinge bevrediging en ontspanning. Bij de vrouw gaan de samentrekkingen van de spieren van de bekkenbodem geleidelijker over in ontspanning.