[v. Fr. maraude = het plunderen, plundertocht]
1. op marode gaan, (Z.N.) uit stelen gaan; (Noordned.) gaan pierewaaien;
2. (Barg.) armoede (zie merode).
maroderen
[Fr. marauder] plunderen.
Gepubliceerd op 09-03-2021
betekenis & definitie
[v. Fr. maraude = het plunderen, plundertocht]
1. op marode gaan, (Z.N.) uit stelen gaan; (Noordned.) gaan pierewaaien;
2. (Barg.) armoede (zie merode).
maroderen
[Fr. marauder] plunderen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: