Gepubliceerd op 08-10-2020

Anode

betekenis & definitie

(Gr. anodos = opgang; < -s ana(1), + hodós = weg). Positieve electrode van een element, waar de stroom omhoog komt.

De termen anode en = kathode zijn afkomstig van Faraday (1791-1867). Hij plaatste in gedachten zijn electrolytisch toestel parallel aan het vlak van den aequator der aarde op zulk een wijze dat de stroom in dezelfde richting liep als de stroom die rondom den aequator zou moeten lopen om het magneetveld der aarde te doen ontstaan. De stroom moest daartoe van het Oosten naar het Westen lopen, met de zon mee, dus van de plaats van opgang (Gr. anodos) van de zon naar de plaats van ondergang (Gr. kathodos = weg omlaag); dus in het toestel van anode naar kathode.