(= Lat. aggregátum = het samengevoegde; neutr. v. aggregátus = part. perf. v. aggregáre = tot een kudde verenigen; samenvoegen; aggregári = zich samen voegen; < → ad(2), + gr ex, gen. gre'gis = kudde).
1. Groepering (van atomen);
2. een geheel, uit zelfstandige onderdelen samengesteld; b.v. heliumaggregaat.