Sylvia nana (Hemprich & Ehrenberg: Curruca) 1833. In N zeer zeldzame Grasmussoort uit o.a. de kirgizische steppen (1e wn. voor N 30 oktober 1988 nabij Zandvoort door Ferdy Hieselaar; 2e wn. okt 1994 in Scheveningen).
Een andere ondersoort (deserti) komt in de Sahara voor en draagt het eerste deel van zijn naam dus terecht. Bij ‘Gras' kan in dit geval aan lage planten in woestijnachtig gebied gedacht worden, maar de naam vloeide voort vanachter de schrijftafel: zoveel mogelijk Sylvia's met een gemeenschappelijke N 'achternaam' (-grasmus)! (Tuinfluiter en Braamsluiper ontsnapten aan die 'regel').D Wüstengrasmücke; E Desert Warbler. R nycTMHHaa cnaBKa Poestynnaja Slavka.
ETYMOLOGIE N woestijn <mnl woestine <mnl woest(e) 'onontgonnen, verwoest, ruw, beroofd van'; D Wüste <mhd wüeste(n) <ohd wuost(inna); m.e.Lat vastina [VK sub Woestijne, woestenije], Lat vastus 'woest, leeg' (>F vaste (1611), Sp/portugees vasto 'uitgestrekt'). Oudiers fas 'leeg' en fasach 'woestijn'. Mogelijk te verbinden met idg wortel *wa-; hierbij ook N voorvoegsel wan(=gebrekkig) zoals in wanhopig, wanorde, wantrouwen, waanzinnig etc. Wahrig 1992 geeft idg *eu(a)-. R nycTtma en bulgaars nycTHM poestimja lijken bijna volledig op N woestijn maar hebben aan het begin een p in plaats van een w. Ook R nycTOü en bulgaars nycTpoest 'leeg, woest' hebben dit verschil met het N (en het germ in het algemeen).