Anas clypeata Linnaeus 1758. Door zijn opvallende kleuren redelijk bekende Eendensoort, die in delen van N broedvogel is.
De soort heeft bovendien een (voor een Eend) brede snavel, waarmee hij zijn voedsel van het wateroppervlak opslobbert, opslurpt. Vandaar ook de naam Slobber. Zie ook fries Slob.ETYMOLOGIE N slobberen (variant slabberen) <mnl slobberen, slubberen 'door modder of slik lopen of waden'. De vogelnaam houdt verband met fries slab(ber)je, slobje, slobberje ‘hoorbaar en morsend drinken' etc.; Boersma 1971: "Hja slobberje graech yn 't kroas fan 'e sleatten"; vD: "de eenden slobberen in het kroos". NEW geeft i.v. slobberen fries slubberje; mogelijk is dit een oudere vorm (vgl. citaten uit HG 1669 sub Slob).
Deze en andere woorden (E slobber ='kwijlen'; deens, noors slubre 'slurpen') zijn verwant met mnl slobbe, slubbe 'vuil, smerigheid' [MH]; zij komen plusminus overeen met slob 1 in Weijnen 1996 (slob 2 is het onder Sluijf ← besproken slob). VT geeft mnl *slobbe, slubbe, m.a.w. niét overgeleverd.