Gepubliceerd op 16-11-2020

Sjouwerman

betekenis & definitie

Officiële friese naam voor de Grote Mantelmeeuw ← [Boersma 1972]. Fries sjouwer of sjouwerman was (/is) 'iemand die (uit hoofde van zijn beroep) zware lasten moet sjouwen'.

Bij de naamgeving van de Grote Mantelmeeuw is vermoedelijk gedacht aan de "kolenboer", de man die zakken antraciet en steenkool bij de mensen op hun huisadres afleverde. Daarbij zal dan de suggestie geweest zijn dat de pikzwarte mantel (/rugzijde) van de overigens witte Grote Mantelmeeuw gemorst kolengruis was. De volksnaam Kolensjouwer (waar? en wannéér?) sterkt deze argumentatie [B&TS p.124].Boersma in ViF 1977 geeft een andere (m.i. minder overtuigende) visie op het benoemingsmotief: "De fügel hat de namme Sjouwerman krige nei syn sjouwerige manier fan rinnen [lopen]."

De Vries 1912 heeft de naam van het lemma, herhaalt deze in 1928. Albarda 1897 geeft hem niet.

ETYMOLOGIE N/fries sjouwerman >nederduits/D Schauer, Schauermann. Het is een ss. van sjouwer en man, en sjouwer is het nomen agentis bij het ww. sjouwe. Dit ww. is ingweonisch van oorsprong en heeft als oudste vindplaatsen 1671 (van N sjouwen) en 1869 (van fries sjouwe) [VT]. Een E equivalent is (mij) niet bekend. NEW en vDE verbinden met hindelopens seeuwe ('sjouwen') en mnl seeuwen, zeeuwen 'zeewaarts koers houden' (<zee). Deze laatste betekenis komt gedeeltelijk overeen met die van ‘door ondiep kustwater victualie en lading naar een op de rede liggend schip overdragen'1 welke verbonden was met het ww. seeuwen en/of sjouwe(n) (welk van de twee wordt uit de etymologische woordenboeken niet duidelijk), maar VT 2000 en Tollenaere 2003 achten het verband van seeuwen en sjouwe(n) met zee niet overtuigend aangetoond.

Van belang voor de discussie is de etymologie van N sjouw/ fries sjeau, sjou ‘seinvlag van een op de rede liggend schip' (1657). Sjouw zou ten nauwste met sjouwe(n) kunnen samenhangen, bijv. als men de vlag in sjouw had, was dit het teken dat men van victualie en lading voorzien wenste te worden (dit is de mening van vDE). Maar sjouw ‘seinvlag' zou ook verwant kunnen zijn met kampens schiw ‘sein aan het werkvolk dat het etenstijd is' en achterhoeks schiw ‘vogelverschrikker', en dan met schuw (de mening van NEW 1971 en VT 2000). {Nog weer anders in Pannekeet 1984 (1990), die westfries sjouw 'lege mand op een hoge stok die diende als teken voor de bulloper die in aantocht was' wil verbinden met E show, DSchau (en dus N schouwen). Deze woorden zijn mogelijk wel verwant, maar op grotere afstand; alle gaan nl. terug op idg *skeu-. Maar schouwen gaat terug op (west)germaans *skauwon [NEW] (vgl. Klankwet nr.21) en schuw (indien de mening van NEW correct) gaat terug op germ *skuya- of *sku(y)wa[VT].}

1 Volgens Mackensen 1985 ook in omgekeerde richting: "... das niederländische Zeitwort sjouwen ='Lasten watend von Bord tragen'."