(1) Branta bernicla (Linnaeus: Anas) 1758. Deze Gans is genoemd naar zijn roep "rot rot"; in welke taal de klanknabootsing voor het eerst is toegepast, is moeilijk meer na te gaan.
Oudste vindplaats 1504 [VT 2000]. Vaak wordt naar oudnoords hrodgds verwezen, maar nergens in Scandinavië of Ijsland broedt de soort, en het aantal overwinteraars is zeker niet in Scandinavië het grootst! Het moet daarom niet uitgesloten worden dat de naam authentiek N is, of fries: Rotgoes of Rotsje ←. Deens Knortegas (ouder deens Radgas) en zweeds Prutgas zijn vermoedelijk ook klanknabootsend, maar niet met "rot". Hetzelfde geldt voor R Kazarka (vgl. Casarca). Niet klanknabootsend zijn E Brent Goose (vgl. sub Brandgans), D Ringelgans, noors Ringgas (='gans met (hals)ring'), ijslMargxs ( = 'zeegans') en fins Sepelhanhi (fins sepel ‘halsband'; voor hanhi zie sub Gans).De VK c.1618: "ROT-GANS ... sterilis &Anser septentrionalis, sic dictus a rot. i. a strepitu quamedit." [een onvruchtbare (gans)1 &Noordelijke gans, zo genoemd naar "rot", het geluid dat hij voortbrengt]. Houttuyn 1763 lijkt de Rotgans tamelijk goed te kennen, maar raakt toch wat in de war, doordat de Brandgans bij Linnaeus (en dus ook bij hem) ontbreekt!
ETYMOLOGIE N Rotgans en nnd (lübecks) Rottgos sedert 1504 [NEW 1992; VT 2000]. Rotges is een meervoudsvorm, gebruikt door Martens (1675; 1694). {Dit woord zou aanleiding hebben gegeven tot E Rotche (vals enkelvoud!), dat echter niet staat voor de Rotgans, maar voor de Kleine Alk [Lockwood 1993 p.132; vgl. Wilms 960507,4].} E volksnaam Rott Goose en vele verbasteringen daarvan (Rat Goose, Rhode Goose, Road Goose, Rood Goose, Rute, Rout) suggeren dat de klanknabootsing door vele gebruikers van de naam niet meer herkend werd. Rat Goose loopt mogelijk (toevallig?) parallel met fries Rotsje, dat nl. ook 'kleine Rat' Rattus kan betekenen. De subspeciesnaam hrota voor de Witbuikrotgans ← is uit het oudnoords (hrodgas) genomen (in 1776) maar dit bewijst niet dat 'de oudste rechten' van de klanknaam bij het oudnoords rusten.
1 Ws. komt het idee (bij Kiliaan c.1618) van onvruchtbaar te zijn voort uit de toen nog (deels) heersende mythe dat Rotganzen aan de bomen groeiden (vgl. Boomgans) en daarvan in het zeewater vielen als Eendenmossels, Lepas anatifera L., alleen al onws. vanwege de stelling dat bomen in Noord-Europa aan zee zouden groeien, en vervolgens tot Roten/of Brandganzen uitgroeiden! Dit zou al in de 11e eeuw door ene Petrus Damiani verkondigd zijn [Fleischer 1796 in Schioler 1925]. Voor de etymologie van E Barnacle (= 1. Eendenmossel, 2. Brandgans) zieLockwood 1993. De weerlegging van de mythe werd al gegeven door de hollandse zeevaarder Gerrit de Veer2 in 1599 (Vertellinghe van de derde seylagie bij Noorden om [Alta H, z.j.]). Dit gegeven werd overgenomen door de beroemde Italiaan Ulisse Aldrovandus (Aldrovandi) (1522 ('27?)-1605) in deel 3 (1603) van zijn Ornithologiae (Boek 19, De avibus aquaticis et circa aquas degentibus) [Brouwer 1954]. Ook de Vlaming Carolus Clusius (1526-1609) wist al beter. Van Maerlant 1266 (Boek III, vs. 710) noemt ze "boemganse" ('boomganzen') en "Barliathes" (Thomas van Cantimpré: "Barliaces"; ?<Lat Bernaca!).
2 Gerrit de Veer was afkomstig uit Zaandam [Ter Laan 1949]; hij wist van het voorkomen (buiten de broedtijd) van Rotganzen op en rond Wieringen. Het veelvuldig verschijnen van deze soort hier blijkt ook uit het voorkomen van de persoonsnaam (familienaam) Rotgans op Wieringen (o.a. in Den Oever).
(2) Volksnaam voor de Aalscholver ← in Utrecht en Noord-Holland [Rynja 1983], in de Kop van Overijssel [B&TS 1995] en/of in Brabant [vD 1961]. Thijsse 1910: "... de tegenwoordige visscher noemt ze "rotganzen" ..." [De Levende Natuur XV (6): 123]. vD 1904 vermeldt de naam uitsluitend voor "anser bernicla"; idem Albarda 1897. Thijsse 1938 herhaalt de naam, verklaart waarom de visser hem zo noemt ("[De Aalscholver] is het bête noire van den visscher"), maar doet geen opgave van de plaatsen in het land waar de naam geldt. Wél vermeldt Thijsse direct na deze naam waar in het land nog Aalscholvers broeden (Lekkerkerk, Beulaker Wijde, Gaasterland, Oosterwolde (Gld), plassen ten westen van het Gooi en de Biesbosch); mogelijk heeft deze serie broedplaatsen latere auteurs tot het noemen van locaties voor de volksnaam verleid. De naam zal dus opgekomen zijn vanwege het pejoratieve element rot 'slecht, naar, akelig', omdat de Aalscholver naar de zin van de naamgever te veel vis zou verslinden, waarbij het element -gans op de koop toe zal zijn meegenomen, naar de bestaande naam Rotgans voor de Gans met die naam.