Gepubliceerd op 16-11-2020

Reuzenalk

betekenis & definitie

Pinguinus impennis (Linnaeus: Alca) 1758. Sedert juni 1844 uitgestorven grote en zware soort van Alk, wiens vleugels zo kort waren dat hij niet vliegen kon.

De soort broedde op rotsachtige eilanden voor de kust van Noorwegen, Ijsland, Groenland en Newfoundland. Vermoedelijk kwam de Reuzenalk echter buiten het broedseizoen toch in de N kustwateren voor, waar vondsten van subfossiele botten bij Velzen (NH) en op de Maasvlakte (ZH) op wijzen [van Wijngaarden-Bakker 1978; Kompanje & Kerkhoff 1991].Houttuyn 1763 gebruikte de N naam Noordsche Penguyn voor de soort. Hij verwijst ook naar de naam Magellaansche Gans bij Clusius, maar de Portugees Fernao de Magalhaes (14801521) exploreerde alleen het Zuidelijk Halfrond, en kon dus niet terecht met de Reuzenalk geassocieerd worden. De afbeelding van Clusius' Anser Maggelhanicus (in HG 1669 p.139 en Jonstonus 1660 Tab.56) laat niet toe een verantwoorde determinatie te maken en te kiezen tussen de Reuzenalk en bijv. een immature Magelhaenpinguïn Spheniscus magellanicus (Forster) 1781.

Houttuyn verwijst ook nog naar een naam bij "de Ingezetenen der Faro-Eilanden [;deze] noemen hem Goirfugel of Goifugel." Lockwood 1993 meent dat deze naam (oudste bewijsplaats "Avis Gare dicta" c.1549) een taboenaam zou kunnen zijn. In het andere geval is het een spotnaam, want hij verwijst naar de geirfugl 'Giervalk', een soort die juist zeer goed vliegen kan.

Schlegel 1844 noemt de namen D Grosser Alk en F Grand Pingouin en geeft op waar deze broedt ("Hoher Norden Europa's und Amerika's"), maar Schlegel 1854/1858 weet dan toch: "... schijnt thans geheel uitgeroeid te zijn." Bij die passage staat geen N naam.

< >