Calidris maritima (Brünnich: Tringa) 1764. In de Lage Landen aan stenige kusten overwinterende soort van Strandloper.
De vogel heeft op sommige veren een zwakke paarse gloed; afgezien hiervan is een groot deel van het verenkleed donker blauwgrijs.Schlegel 1852 geeft: "De paarse strandlooper", cursief, als teken van nog niet goed ingeburgerde naam. Ws. is de N naam ingegeven door E Purple Sandpiper of F Bécasseau violet [Schlegel 1844].
Terwijl in modern N paars en purper (bijna) synoniem zijn, zijn etymologie en vroegere betekenis geheel verschillend. Paars <mnl pers, peers, paers (paars) <m.e.Lat persus (blauw), persum (donkerblauwe stof) <Lat persicus (als van een perzik). Purper <Lat purpura <Gr porphura 'Purperslak'. Het is dus niet uitgesloten dat bij de N naamgeving ooit de donker blauwgrijze kleur een rol heeft gespeeld.
Voor het tweede element zie Strandloper. Het zal voortgekomen zijn uit de wens om alle soorten uit het geslacht Calidris de zelfde 'achternaam' te geven. Ondertussen is het niet de gelukkigste naam voor deze vogel die zich meestal ophoudt op rotsachtige kusten.
Fries Wettertjirk mogelijk vanwege de (geel)gekleurde poten, ongeveer zoals die van de Tureluur (=Tjirk). Fries wetter ='water'.
