Stercorarius pomarinus (Temminck: Lestris) 1815. Middelgrote Jager, die in de Lage Landen vrij zelden op de trek is waar te nemen, meestal over zee.
In Schlegel 1852 werden op de N avifaunistische lijst drie soorten Jagers opgevoerd: "de groote, de kleine" en, logischerwijs daar tussen in staande, "de middelste strontjager". Misschien had Temminck zelf de N naam al verzonnen, maar Temminck publiceerde veel in het Frans, en van hem is F Stercoraire pomarin bekend (daar dus niets met de betekenis 'middel(st)'). Schlegel 1844 maakt al wel melding van D Mittlere Raubmöve (en F Stercoraire pomarin). In Schlegel 1858: de Middelste jager.
Temminck was (terecht overigens) ws. niet in de veronderstelling dat de Middelste Jager Stercorarius pomarinus uit Pommeren zou komen.
Vgl. Wilms 960501,1 en 960812,4 (/970915,1) voor de zienswijze: po-marinus <*potissimum marinus (=bij voorkeur op zee), 'de meeste mariene der Jagers'. Dit is de beste van een aantal verschillende etymologische verklaringen voor de wetenschappelijke naam. Hetzelfde woord komt ook voor in Aquila pomarina, de wetenschappelijke naam voor de Schreeuwarend ←; hier betekent hij: 'van Pommeren afkomstig, in Pommeren voorkomend'.
Als de naam voor de Middelste Jager werkelijk door Temminck nieuw verzonnen is (Temminck kan hem ook uit een oudere bron overgenomen hebben, bijv. een naam op een label aan een ooit eens in Pommeren geschoten Jager), dient men zich wel te realiseren dat Temminck naast 'Lat' pomarinus ook F pomarin gebruikte (hij noemde de soort immers F Stercoraire pomarin). De etymologische onderbouwing van de naam moet dan zowel voor het F woord als voor het Lat woord gelden. Dit gaat inderdaad op als voor pomarinus/pomarin de betekenis 'uit Pommeren' zou gelden. Het gaat ook op voor het woorddeel -marinus/-marin bij de betekenis 'van de zee'; alleen het voorvoegsel pois geen F.
Pomarinus/pomarin <pomatorhinus (=Gr pomató 'klep' + Gr rhinus <Gr rhis 'neus') [Coomans de Ruiter et al. 1947; Lockwood 1993] is een verzinsel om de naam verklaarbaar te maken, maar het is erg onwaarschijnlijk dat Temminck deze bedoeling voor ogen heeft gehad om vervolgens met het woord pomarinus/pomarin op de proppen te komen: hij zou dan toch 'pomato-rhinus' geschreven hebben, waarvoor overigens geen F equivalent is!
Buekers 1902 vermeldt een andere, eveneens verwerpelijke, etymologie: pomazou staan voor 'appel', verwijzend naar de gedraaide middelste staartpennen, die op afstand aan een bolletje (appeltje) zouden doen denken.
Coomans de Ruiter et al. (1947) verwerpen ook de lezing als zouden pomarinus en pomarin iets met R noMÓpHHK Pomórnik (='Jager', maar letterlijk 'kustbewoner') te maken hebben. Inderdaad mag men aannemen dat Temminck dit R woord niet kende. [mb.980429]