Gepubliceerd op 16-11-2020

Merel

betekenis & definitie

Turdus merula Linnaeus 1758. In de Lage Landen zeer bekende standvogel, waarvan het ♂ glanzend zwart is (vandaar fries Swarte Lyster).

Het ♀ is donkerbruin van kleur. Hoewel de Merel qua model nogal verschilt van de Zanglijster ←, halen de mensen toch vaak de namen Merel en Lijster door elkaar.De N naam staat niet alleen. Vgl. F Merle noir; provençaals Merle; Catalaans Merla; It Merlo; portugees Melro-preto; Sp Mirlo Comuu; roemeens Mierla; <Lat Merula (=Merel). D Amsel, maar lokaal Merle. E Blackbird, maar lokaal Merle. Zelfs D Amsel en E Ouzel zijn ws. etymologisch verwant met Lat Merula. Zie voorts ook Meerlong en B(e)loon.

ETYMOLOGIE N Merel, lokaal Meerle, Meerlaan, Meerlaar(d), Merelaar etc. (zuidN); VK (c.1618): "MERLAEN. fland. J. MERLE"; mnl Meerle, merle (Bern. c.1240 [VT]), maerle, marle; mnd merle, merlink, westfaals merdel. De naam is vooral verbreid links van de Rijn, waar hij reeds vroeg aan Lat merula ontleend werd [NEW 1992]. Tot zover is de etymologie niet omstreden. Een verband zoeken met amarel 'zure kers', die de Merel eventueel tot voedsel zou kunnen dienen, is niet terecht: dit woord komt uit het It amarello, <Lat amarus 'bitter', en heeft dus een heel andere etymologie.

N morel 'grote zure, donkerrode kers' heeft een dergelijke etymologie óf is verwant met de naam Marel ←. Interessanter is echter, hoe het met de etymologie zit van Lat Merula. Dit woord staat nl. niet alleen voor Merel, maar ook voor een bepaalde zeevis [Van der Heyde 1961]. Deze vis zou de Wijting Merlangius (/Gadus) merlangus (F Merlan) geweest kunnen zijn. De Wijting maakt echter een overwegend witte indruk [en heet daarom ook zo (N Wijting <mnl wittinc!)], wathetmoeilijk lijkt te maken om Merel en Wijting onder één noemer te vangen. Een poging daartoe is de volgende: Lat merus 'onvermengd, zuiver, helder' en Gr marmaros 'marmer' hebben een gemeenschappelijke 'wortel' mer'glinsteren, glanzen etc.'.

Misschien is de betekenis 'kleurloos zijn' ook van toepassing waarna de divergentie naar wit (=kleurloos) en zwart (=kleurloos) kon ontstaan (AEW sub merör gééft ook een idg wortel *mer 'donkere kleur', waarbij wellicht noors m0rk en E murky 'duister' passen). Hetzelfde is gebeurd met de voorloper van zowel E black 'zwart' als germaans *blanka 'blank, bleek, wit' (zie voor eenzelfde wit/zwart verhouding ook grauw sub Grauwe Fitis). Ook Vincelot 1867 (p.170) voert Lat merus op, waarmee hij twee van vier (!) door hem opgestelde theorieën probeert te onderbouwen. De meest overtuigende hiervan vind ik de veronderstelling dat 'zuiver, onvermengd' staat voor het zuiver-zwarte verenkleed van het f. Zijn theorieën (die deels ook te maken hebben met zuivere resp. met water verdunde wijn) passen echter geen van alle op Merula in de betekenis van 'zeevis'.

vDE 1993 (sub Mees, p.478) en Lockwood 1993 (sub Ouzel, p.112) gaan uit van Lat merula <Lat misula (=Merel), resp. <Lat *mesula. De overgang van s/z naar r is in het Lat een veel voorkomend fenomeen (vgl. Lat arbos = arbor =boom en Lat turdus <*trzdos =Lijster; meer hierover sub Drossel). Indien Lat misula inderdaad, zoals vDE kennelijk veronderstelt, iets met Mees te maken heeft, kan de link gelegen zijn in de betekenis 'klein' (vgl. sub Mees). Voor de zeevis klopt het dan allemaal niet zo mooi meer, want de Wijting kan tot 70 cm lang worden, wat voor mensen aan de Middellandse Zee (waarin de Wijting overigens niet voorkomt) een ruimbemeten vis moet zijn.

Naar betekenis geeft Gr melas 'zwart' een mooi aanknopingspunt: de Merel is vooral typisch door zijn zwartheid. In Lat *mesula zouden dan, als dit woord met Gr melas te maken heeft, de s en de l van plaats moeten zijn gewisseld.

< >