Gepubliceerd op 16-11-2020

Jolling

betekenis & definitie

Friese naam voor de Toppereend ← [viF 1976; De Vries 1928]. Met adjectief ook de naam voor twee andere soorten Duikeenden, te weten Giele Jolling =Grote Zaagbek in Laeksum (Fr) en Bünte Jolling =Middelste Zaagbek in Makkum (Fr), terwijl Pealjolling voor deze laatste de volksnaam in Laeksum is; fries peal 'paal' ws. naar de lange dunne snavel van de soort (er is ook de volksnaam Pindüker in Bantega (Fr)) [ViF 1976].

Blijkens een anonieme aantekening in mijn exemplaar van Aves Frisicae van De Vries 1928 bestond bij Lemmer (Fr) de volksnaam Blanke jilling voor de Grote Zaagbek. ‘Blanke' is verklaarbaar uit de kleur van het 'jilling' lijkt een contaminatie van Tjilling (zie sub Taling) en Jolling.Albarda 1897 en De Vries 1912 geven de naam Jolling op voor de Kuifeend Aythya fuligula. Aangezien de Kuifeend o.a. de friese volksnaam Topein had en heeft, kan Jolling op die manier van de Kuifeend op de Toppereend zijn overgedragen.

"Plukje aanspoelsel van Riet" (gebaseerd op de betekenis die Zantema 1992 opgeeft voor jolling 2 = jolm) als pars-pro-toto voor de Kuifeend (verwijzend naar diens soms woeste kuif) is wat B&TS 1995 als benoemingsmotief opgeven. M.i. is dit wat ver gezocht; in ieder geval zou men van betekenis en motief geen besef meer gehad hebben bij de overdracht op de Toppereend, want die heeft geen kuif.

Halbertsma 1860 geeft echter een iets andere betekenis voor jolm: "Mar-wjolm, mar-jolm, meermolm, deze fijngemalen veenstof zweeft tusschen water en wind in de Nederlandsche meiren; in de Haarlemmer meer b.v. in zulken overvloed, dat bij het doorbreken van de sluis Halfweg Haarlem er genoeg zou geweest zijn om het gehele IJ daar te verstoppen, indien de doorbraak door een Zuid Ooster storm geschiedde, die al den voorraad der Haarlemmermeer in het IJ zou opgejaagd hebben. In het meir Fluessen is de voorraad van meermolm zo groot, dat de inham de Zwarte Wouden er van verstopt..." Als collectieve naam voor de soms gigantische troepen Eenden (vooral Kuifeenden maken daar een groot bestanddeel van uit) is jolm (in de betekenis van Halbertsma) een prachtige metafoor. De grote groepen Eenden zullen dan voor de kust van de Zuiderzee of op de meren in de Zuidwesthoek van Friesland gedobberd hebben, zodanig, dat het water er zwart van zag. De overgang van de naam Jolling (lijkt met het suffix -ing meer op een vogelnaam dan Jolm, vgl. Staring, Stjerring en Tjilling) van Kuifeend op Toppereend is zo ook beter te begrijpen: in die grote groepen Duikeenden, die het oppervlak van het water zwart kunnen doen zien, zijn (/waren) naast de Kuifeenden ook de Toppereenden goed vertegenwoordigd. Ook Grote Zaagbekken maken (/maakten) er deel van uit, en vroeger Middelste Zaagbekken ws. ook.

Toch zou de naam Jilling erop kunnen wijzen dat Jolling misschien een product van volksetymologie is; de ware etymologie is in dat geval niet bekend.

ETYMOLOGIE fries jolling (in mars-jolling 'meermolm') =fries jolm (inmars-jolm) <wjolm [nog in Zantema 1992].

Wjolm hoort thuis in de Zuid(west)hoek, gezien -ol-; veronderstelt een algemeen-fries *wjelm, m-afleiding bij oudfries walla 'zieden, bruisen' <idg *weldraaien, rollen'. {Het suffix -m als in N/mnl walm, helm, molm en bloem(e) (waarvoor zie sub Bloemputter)}. Bij idg *welpastook walgen (zie Walgvogel) [Buma 1968, Us Wurk 17: 69-70]. [Wilms 000910,1;mb.00E,13]