Gepubliceerd op 16-11-2020

Geelstuitzanger

betekenis & definitie

Dendroica coronata (Linnaeus: Motacilla) 1766. Uit Noord-Amerika afkomstige, in het najaar zelden naar Engeland verdwalende Zangvogel met een gele stuit.

Op 13 oktober 1996 werd op Vlieland het eerste geval voor de Lage Landen ontdekt. In Kist 1962 en HFP 1973 staat deze soort vermeld onder de N naam Mirtezanger ←. De verandering van naam is geïnitieerd in Noord-Amerika, waar men in 1973 ontdekte dat deze en de Audubon's Warbler Dendroica (coronata) auduboni in feite twee ondersoorten (en geen twee aparte soorten) waren. In de V.S. werd toen de naam Yellow-rumped Warbler toegepast op de 'nieuwe, overkoepelende' soort, en deze naam werd in Engeland overgenomen en in de Lage Landen vertaald (E rump =stuit). De D naam is een vertaling van de wetenschappelijke: Kronwaldsänger (naar het gele 'kroontje' op de kruin).ETYMOLOGIE N stuit (=bij de mens onderste, bij vogels achterste gedeelte van de rug) <mnl stuut, stuyt; vlaams stiet; D Steiß "gestutzer Körperteil" <Steuß <ohd stiuz 'bil' [Wahrig 1992]. {D stutzen ='snoeien, inkorten, stomp maken'; oudnoords stutr 'jonge os (met stompe horens)' (vgl. oudnoords stuttr 'kort') sub Stint.} De oorspr. betekenis is: het stompe achterdeel van het lichaam. Het woord staat ablautend naast stoot, stoten. De vogelnaam Stint is misschien etymologisch verwant; NEW 1992 (p.715 sub stuiten) echterwijst ditverband af.