Bucephala albeola (Linnaeus: Anas) 1758. In Noord-Amerika broedende kleine soort van Eend, die in ons land enkele malen vrij zwemmend geobserveerd is.
Het vermoeden bestaat dat de in ons land waargenomen exemplaren uit waterwildcollecties ontsnapt zijn. De soort is verwant met de Brilduiker en IJslandse Brilduiker; zij alle hebben relatief grote, wat afgerond-hoekige koppen als van een Os of Buffel, reden voor de namen Bucephala, E/Am Buffelhead <Buffalo-headed Duck en N Buffelkop(eend). Houttuyn 1763 vertaalde hier al, maar dan onder Linnaeus' 19e Eend, Anas Bucephala: "de Engelschen geeven 'er den naam van Buffels-Kop Eend aan, wegens de dikte van zyn Kop, weshalve ik hem Dik-Kop geheten heb." Houttuyn kende de soort slechts uit de boeken; hij noemt hem, onder Linnaeus' 15e Eend, Anas albeola: Wittertje, omdat het ♂ veel wit in het kleed heeft. Linnaeus 1758 voert dezelfde soort nog een derde keer op, dan het ¥, onder de naam "Anas rustica" (nr.21); Houttuyn vertaalt nu met "Graauwe Taling" (p.52).De reden voor Eykman 1925 om hem Kleine belduiker te noemen was ws. gelegen in het feit, dat de Buffelkopeend geen 'bril' heeft.
ETYMOLOGIE N Buffel Bubalus bubalis en Syncerus caffer <N Buffel [VK c.1618] <mnl buffel, bucfel, bufel [de laatste bij JvM c.1266]; fries Buffel; D/mhd Büffel; E buffle <buffalo <portugees bufalo [Weekley]; <F/mf buffle (1213) <laat Lat bufalus (It bufalo) <Lat bubalus 'Buffel', eerder: 'Gazelle') <Gr PouPaAog bubalos 'Gazelle'. Voor Gr Pofig 'os, rund, koe' zie sub Koereiger en Koevinkje.