Emberiza bruniceps Brandt 1841. In Azië thuishorende soort van Gors, met een (rood)bruine kop en keel.
De vogel is zeer verwant met de Zwartkopgors ←, die broedvogel is in o.a. de Balkan. In de Lage Landen worden Bruinkopgorzen helaas veel verhandeld, en het gebeurt nogal eens, dat ze de vrijheid nemen. Opmerkelijk is echter, dat het voorkomen van vrijvliegende Bruinkopgorzen (in westeuropese landen) een seizoenspiek heeft, waardoor toch aan wilde vogels die op de voorjaarstrek zijn 'doorgeschoten' gedacht kan worden. De eerste wn. voor N werd gedaan op 5 juni 1933. In de beschrijving van deze wn. [Brouwer 1934, Ardea 23] werd de onderhavige N naam voorgesteld ("liever dan Roodkopgors"), wat suggereert dat de naamgever naar E Red-headed Bunting (letterlijk 'rood-gekopte gors'), D Braunkopfammer (letterlijk 'bruinkopgors') en de wetenschappelijke naam gekeken, en daaruit gekozen heeft.De ♂♂ in het volwassen kleed vertonen ook veel geel, wat de oude wetenschappelijke namen Emberiza icterica Eversm. en E luteola Sparrman verklaart en de R naam XënuHaa OBCHHKa Zjóltsnaja Ofsjanka (R xënut zjoltsj’ 'gal', beide etymologisch verwant (en met Gr yo.A.p 'gal')); de idg grondbetekenis is 'geel, groen', vanwaar ook verwantschap met de woorden goud en geel ←; N icterus (=geelzucht, door aanwezigheid van gal inhetbloed) <laatLaticterus <Grikteros (=gele vogel bij de Grieken, ws. de Wielewaal, bij wiens aanblik de geelzucht zou genezen!) [Coomans de Ruiter et al. 1947].