Gepubliceerd op 16-11-2020

Bonte Strandloper

betekenis & definitie

Calidris alpina (Linnaeus: Tringa) 1758. Deze in de Lage Landen op trek voorkomende soort van Strandloper heet bont, omdat hij in het zomerkleed een door wit omzoomde inktzwarte vlek op de onderborst en buik heeft, en bovendien bruine en kastanjekleurige bovendelen.

In N is het de talrijkst voorkomende Strandlopersoort, die in de Lage Landen echter zelden broedt (dat is dan de ondersoort met de N naam Kleine Bonte Strandloper).

BENOEMINGSGESCHIEDENIS In het verleden was deze soort bij ons weinig bekend: Houttuyn 1763 zegt hem (Linnaeus' 7e Strandloper, "Tringa alpina") niette kennen, hij geeft de (gelegenheids)naam Laplandsche Strandlooper op. Bij Schlegel 1852 staat de naam bonte strandlooper nog cursief, als teken van het voorlopige karakter. Gavere & Bemmelen 1856 noemen de soort voor Groningen zeldzaam! Schlegel 1858 weet echter toch, naast de officiële N naam, van het bestaan van de volksnaam Strandbokje ←. Van Balen 1915 gebruikt de naam Alpen-Strandloper, kennelijk naar het D.

Met betrekking tot de friese naam zien we dezelfde situatie: nog De Vries 1911 moet een "?" zetten bij de friese naam van de Bonte Strandlooper (dit terwijl De Vries zelf een Fries was). De meer algemene (friese) naam Gril en zijn verkleinvorm Griltsje zijn er dan al wel (worden opgegeven bij de Kleine Bonte en Kleine Strandloper en bij de Strandplevier). De Vries 1928 vermeldt (dan pas) de huidige officiële friese naam, Bunte Gril.

Met alpina heeft Linnaeus het bergweidengebied van Lapland op het oog gehad. JF Naumann (1780-1857) heeft daarop D Alpenstrandlaufer voorgesteld. (Zie Alpen sub Alpengierzwaluw.)

< >