Merops apiaster Linnaeus 1758 (1). In N en België zelden aan te treffen kleurrijke vogel uit het Middellandse Zee-gebied. (2) Ook alle verwante soorten uit de familie der Meropidae worden met een algemene benaming Bijeneters genoemd.
Al deze vogels zijn insecteneters, en ook Bijen behoren (mede) tot het menu. Helaas worden deze vogels daarom in sommige tropische streken vervolgd. ZuidN Bieënsnapper, fries Bijefretter, D Bienenfresser, E Bee-eater, zweeds Biatare, noors Bieter, deens Bixder, ijsl Bysvelgar, Byxta. F Guêpier (<F guêpe <mf guespe <Lat vespa) betekent letterlijk 'Wespen-eter', en deze benaming is even terecht als de wetenschappelijke naam (Lat apis 'Bij') of de vermelde namen in de germ talen. Sp Abejaruco en Catalaans Abellerol verwijzen echter weer naar de Bij ( = Sp abeja; Catalaans abella). Zelfs bestaan er nog namen voor deze vogel waarin niet zo nadrukkelijk naar zijn voedsel wordt verwezen: It Gruccione (<It gruccia 'deurkruk, klerenhanger, (verheven) zitplaats voor een vogel'; verwijzend naar het graag zitten van Bijeneters op elektriciteitsdraden of kale takken aan de buitenzijde van de boomkruin) en R 3onoTHCTaa ←lypKa Zolotistaja Sjtsjoerka (='goudkleurige kweler') [Wilms 960722].BENOEMINGSGESCHIEDENIS Houttuyn 1762 gebruikte de naam Byen-eeteren voor het geslacht Merops (Linnaeus 1758) en de naam Gewoone Byën-eeter voor de soort M. apiaster. Schlegel 1828 gebruikt het meervoud bijeneters (p.243).
Van Maerlant c.1266 noemt geen N, alleen de Lat naam:
vs.2683 Merops, als ons Plinius seghet, Es een voghel die pleghet In daerde te broeden in holen, VI voete diep, dat hi verstolen Sine jonghe daer ondervoet, Tote dat si sijn te vlieghene vroet.
In plumen es hi som schoen grau, Op den ric kerende int blau, Vor die boerst en lettel roet, Wit an die wamme ende niet groet.
ETYMOLOGIE Bij: NEW 1992 veronderstelt, dat er al een naam voor de Honingbij Apis mellifera bestond vóór de idg talen hun intrede deden en dat deze naam als zgn. substraatwoord diende voor de huidige benamingen in de talen van het keltisch-germaans-baltoslavisch gebied. Over de oerbetekenis wordt verschillend gespeculeerd; een suggestie is van de taalkundige Jacob Grimm (broer van Wilhelm, de sprookjesschrijver), die de idg wortel *bheu 'bouwen' voorstelde (vanwege het bouwen van de honingraten).
F abeille <Latapiculus 'Bijtje' <LatApis 'Bij'. Eter: van het ww. eten <mnl eten <oudnederfr eton; oudsaksisch etan; fries ite <oudfries ita, eta; D essen <ohd ezzan; E eat <middelengels eten <oudengels etan; ijslands jeta, feruers, noors ete, zweeds ata, deens xde (gangbaarder is: spise) <oudnoords eta; gotisch itan; Lat edere; Gr edoo; oudiers esse; litouws emi (<*edmi); oudindisch admi ‘ik eet'; hettitisch edmi ‘ik eet'; idg *ed; voor het verwante woord aas zie sub Aasgier. In het N ww. vreten (<mnl vereten) is een voorvoegsel veraanwezig; het gaat terug op gotisch fraitan (fra+ itan) 'gulzigeten'.
Vgl. D Bienenfresser, fries Bijefretter en drents Bijenvretertien ='Koolmees'.