Volksnamen voor de Koolmees in Brabant, Limburg en (in veel mindere mate) Vlaanderen. Soms deelt de Pimpelmees in deze naamgeving (vgl. sub Enkele Bijmees). [Kaartje van Brabant in Swanenberg 2000, Hens 1926, B&TS 1995, WVD 1996].
Voor het element Bie‘Bij' zie sub Bijmees. Het tweede element in de naam zal oorspr. ‘-mees' (geweest) zijn, omdat we immers met die vogelfamilie te maken hebben. Dit element is echter vaker wel dan niet verbasterd, waarbij aan de verbastering soms nog wel iets van een zinvolle betekenis kon worden toegekend; zo betekent -mus(ch) 'klein vogeltje', -meus (‘Muis') ‘klein diertje' (zelfs Biemeeuw komt voor, maar voor -meeuw valt nauwelijks iets zinnigs te bedenken (vgl. sub Meeuw)), -teutje is een algemene term voor ‘klein zangertje' en -meuk(ske) betekent ws. ‘mook, pens' [Weijnen 1996 p.131], zoiets suggererend als ‘z'n pens vol Bijen'. Ook Biemeester zal een verbastering zijn, waarbij onbekend is of dit woord misschien ook nog ergens ‘imker' betekent. vD 1970 geeft de naam "bijenmees", maar deze (met het element bijen in het meervoud) wordt vrijwel nergens zo aangetroffen.