Gepubliceerd op 16-11-2020

Baanroeper

betekenis & definitie

Oude naam voor een (tamme) lokeend, die door zijn geroep wilde Eenden moest aanlokken. In Houttuyn 1763 wordt dit woord genoemd onder de 18e Eendensoort van Linnaeus 1758, Anas Strepera, die bij Houttuyn de N naam Roeper ← draagt.

Er staat het volgende (p.49): "Van de wilde Eenden worden sommigen zo gemeenzaam gemaakt, dat zy de anderen van verre aanlokken door hun gekwak, en deeze noemt men Roepers of Baanroepers." Hoewel de woorden Roeper en Baanroeper in deze zin synoniemen lijken te zijn, staat Roeper cursief gedrukt, en Baanroeper niet. Houttuyn vermeldt de naam Roeper-Eend in zijn Bladwyzer wél, maar Baanroeper niet. Na Houttuyn hebben B&O 1822 Baanroeper dan ook niet opgevat als een synonieme naam voor de Krakeend; zij vermelden: "Anas Strepera, L. De Roeper-Eend, Kreest, Krak ..." Daarna is het woord Baanroeper niet meer in lijsten van N vogelvolksnamen verschenen (vgl. Schlegel 1858, Albarda 1897, Snouckaert 1908). Wél maakt Rynja 1983 melding van de naam Baamroeper [sic] voor de Krakeend, echter zonder vermelding van een provincie of plaats waar die naam dan gangbaar zou (geweest) zijn. B&TS spelt de naam correct (Baanroeper) en geeft hem, ws. op gezag van Houttuyn, als naam voor de Krakeend.Uit de volgende passage in Houttuyn 1763 (p.6) wordt ongeveer duidelijk, waar het element Baanvoor staat: "Op de ondiepe Zandplaaten, daar 't Wier groeit, tusschen Wieringen, Tessel en Vlieland, in de Zuider-Zee, wordt een menigte Ganzen, Eenden, en dergelyk Watergevogelte gevangen met Slagnetten, die ongelyk grooter, doch anders op gelyke wyze als de Vinken- en Leeuweriks-Netten zyn toegesteld, 't welk men dompen noemt. De Dompers zitten, op eenigen afstand van het Net, in een Schuitje, dat vast legt, aan de Treklyn: inmiddels zyn 'er eenige Vogelen, die men Baanzwemmers of Roepers noemt, metTouwtjes onder Water vast gemaakt, die door hun gekwaak de Vogelen, welke uit Zee komen aanvliegen, by hun lokken, om te aazen op het Zaad van 't Wier. Wanneer nu de wilden neergestreeken zyn, wordt hun het Net over 't hoofd gehaald door den Domper, die dus dikwils honderd Vogelen op éénen Dag meester wordt."

De Baanroepers zitten dus vast en bevinden zich in de baan van waar het net zal neerkomen; de vanginrichting herinnert daarmee aan een Vinkenbaan. Zulke 'banen' (vlakke stroken lands) zijn in een Eendenkooi niet aanwezig, maar wel op wierbegroeide zandplaten in de Zuider-Zee.

Uit niets blijkt dat men als Baanroepers Krakeenden gebruikte, en zelfs moet dat op grond van de biotoop (zeekust, dus een zout milieu) zeer onwaarschijnlijk geacht worden. Ook Houttuyn 1763 vermeldt al (terecht) bij de Krakeend: "Hy onthoudt zig [=hij houdt zich op] in de zoete Wateren van Europa." Bovendien waren Krakeenden in Houttuyns tijd in Nederland zeldzaam. Zelfs in de Eendenkooien op het vaste land, waar Krakeenden in principe konden komen, lijkt het minder waarschijnlijk dat men als lokeenden juist Krakeenden zou gebruiken (zie verder sub Roeper(eend)).