Bastaardvloek uit de 16de en 17de eeuw waarvan het eerste deel een verzachte vorm is van God. Het tweede element is een variant van nikker ‘duivel’. De letterlijke betekenis van potsnikkel is ‘Gods nikker’.
De vloek en uitroep worden eufemistisch gebruikt om uitdrukking te geven aan verbouwereerdheid, ongeloof e.d. Thans verouderd. zie nikker.