Werkwoorden vervoegen
wegrelativeren
Tegenwoordige tijd wegrelativeren
Ik relativeer weg
Jij relativeert weg
relativeer jij weg?
U relativeert weg
Hij/Zij/Het relativeert weg
Wij relativeren weg
Jullie relativeren weg
Zij relativeren weg
Verleden tijd van wegrelativeren
Ik relativeerde weg
Jij/U relativeerde weg
Hij/Zij/Het relativeerde weg
Wij relativeerden weg
Jullie relativeerden weg
Zij relativeerden weg
Voltooid deelwoord van wegrelativeren
weggerelativeerd
Tegenwoordig deelwoord van wegrelativeren
wegrelativerend