Werkwoorden vervoegen
vocaliseren
Tegenwoordige tijd vocaliseren
Ik vocaliseer
Jij vocaliseert
vocaliseer jij?
U vocaliseert
Hij/Zij/Het vocaliseert
Wij vocaliseren
Jullie vocaliseren
Zij vocaliseren
Verleden tijd van vocaliseren
Ik vocaliseerde
Jij/U vocaliseerde
Hij/Zij/Het vocaliseerde
Wij vocaliseerden
Jullie vocaliseerden
Zij vocaliseerden
Voltooid deelwoord van vocaliseren
gevocaliseerd
Tegenwoordig deelwoord van vocaliseren
vocaliserend