Werkwoorden vervoegen
verrijken
Tegenwoordige tijd verrijken
Ik verrijk
Jij verrijkt
verrijk jij?
U verrijkt
Hij/Zij/Het verrijkt
Wij verrijken
Jullie verrijken
Zij verrijken
Verleden tijd van verrijken
Ik verrijkte
Jij/U verrijkte
Hij/Zij/Het verrijkte
Wij verrijkten
Jullie verrijkten
Zij verrijkten
Voltooid deelwoord van verrijken
verrijkt
Tegenwoordig deelwoord van verrijken
verrijkend