Werkwoorden vervoegen
traumatiseren
Tegenwoordige tijd traumatiseren
Ik traumatiseer
Jij traumatiseert
traumatiseer jij?
U traumatiseert
Hij/Zij/Het traumatiseert
Wij traumatiseren
Jullie traumatiseren
Zij traumatiseren
Verleden tijd van traumatiseren
Ik traumatiseerde
Jij/U traumatiseerde
Hij/Zij/Het traumatiseerde
Wij traumatiseerden
Jullie traumatiseerden
Zij traumatiseerden
Voltooid deelwoord van traumatiseren
getraumatiseerd
Tegenwoordig deelwoord van traumatiseren
traumatiserend