Werkwoorden vervoegen
procreëren
Tegenwoordige tijd procreëren
Ik procreëer
Jij procreëert
procreëer jij?
U procreëert
Hij/Zij/Het procreëert
Wij procreëren
Jullie procreëren
Zij procreëren
Verleden tijd van procreëren
Ik procreëerde
Jij/U procreëerde
Hij/Zij/Het procreëerde
Wij procreëerden
Jullie procreëerden
Zij procreëerden
Voltooid deelwoord van procreëren
geprocreëerd
Tegenwoordig deelwoord van procreëren
procreërend