Werkwoorden vervoegen
penselen
Tegenwoordige tijd penselen
Ik penseel
Jij/U penseelt
Hij/Zij/Het penseelt
Wij penselen
Jullie penselen
Zij penselen
Verleden tijd van penselen
Ik penseelde
Jij/U penseelde
Hij/Zij/Het penseelde
Wij penseelden
Jullie penseelden
Zij penseelden
Voltooid deelwoord van penselen
gepenseeld
Tegenwoordig deelwoord van penselen
penselend