Werkwoorden vervoegen
menstrueren
Tegenwoordige tijd menstrueren
Ik menstrueer
Jij menstrueert
menstrueer jij?
U menstrueert
Hij/Zij/Het menstrueert
Wij menstrueren
Jullie menstrueren
Zij menstrueren
Verleden tijd van menstrueren
Ik menstrueerde
Jij/U menstrueerde
Hij/Zij/Het menstrueerde
Wij menstrueerden
Jullie menstrueerden
Zij menstrueerden
Voltooid deelwoord van menstrueren
gemenstrueerd
Tegenwoordig deelwoord van menstrueren
menstruerend