Werkwoorden vervoegen
meeklappen
Tegenwoordige tijd meeklappen
Ik klap mee/meeklap
Jij klapt mee/meeklapt
klap mee
U meeklapt/klapt mee
Hij/Zij/Het klapt mee/meeklapt
Wij klappen mee/meeklappen
Jullie klappen mee/meeklappen
Zij klappen mee/meeklappen
Verleden tijd van meeklappen
Ik klapte mee/meeklapte
Jij/U klapte mee/meeklapte
Hij/Zij/Het klapte mee/meeklapte
Wij klapten mee/meeklapten
Jullie klapten mee/meeklapten
Zij klapten mee/meeklapten
Voltooid deelwoord van meeklappen
meegeklapt
Tegenwoordig deelwoord van meeklappen
meeklappend