Werkwoorden vervoegen
intoxiceren
Tegenwoordige tijd intoxiceren
Ik intoxiceer
Jij intoxiceert
intoxiceer jij?
U intoxiceert
Hij/Zij/Het intoxiceert
Wij intoxiceren
Jullie intoxiceren
Zij intoxiceren
Verleden tijd van intoxiceren
Ik intoxiceerde
Jij/U intoxiceerde
Hij/Zij/Het intoxiceerde
Wij intoxiceerden
Jullie intoxiceerden
Zij intoxiceerden
Voltooid deelwoord van intoxiceren
geïntoxiceerd
Tegenwoordig deelwoord van intoxiceren
intoxicerend