Werkwoorden vervoegen
homologeren
Tegenwoordige tijd homologeren
Ik homologeer
Jij homologeert
homologeer jij?
U homologeert
Hij/Zij/Het homologeert
Wij homologeren
Jullie homologeren
Zij homologeren
Verleden tijd van homologeren
Ik homologeerde
Jij/U homologeerde
Hij/Zij/Het homologeerde
Wij homologeerden
Jullie homologeerden
Zij homologeerden
Voltooid deelwoord van homologeren
gehomologeerd
Tegenwoordig deelwoord van homologeren
homologerend