Werkwoorden vervoegen
fijnmaken
Tegenwoordige tijd fijnmaken
Ik maak fijn
Jij maakt fijn
maak jij fijn?
U maakt fijn
Hij/Zij/Het maakt fijn
Wij maken fijn
Jullie maken fijn
Zij maken fijn
Verleden tijd van fijnmaken
Ik maakte fijn
Jij/U maakte fijn
Hij/Zij/Het maakte fijn
Wij maakten fijn
Jullie maakten fijn
Zij maakten fijn
Voltooid deelwoord van fijnmaken
fijngemaakt
Tegenwoordig deelwoord van fijnmaken
fijnmakend