Werkwoorden vervoegen
extrapoleren
Tegenwoordige tijd extrapoleren
Ik extrapoleer
Jij extrapoleert
extrapoleer jij?
U extrapoleert
Hij/Zij/Het extrapoleert
Wij extrapoleren
Jullie extrapoleren
Zij extrapoleren
Verleden tijd van extrapoleren
Ik extrapoleerde
Jij/U extrapoleerde
Hij/Zij/Het extrapoleerde
Wij extrapoleerden
Jullie extrapoleerden
Zij extrapoleerden
Voltooid deelwoord van extrapoleren
geëxtrapoleerd
Tegenwoordig deelwoord van extrapoleren
extrapolerend