Werkwoorden vervoegen
editeren
Tegenwoordige tijd editeren
Ik editeer
Jij editeert
editeer jij?
U editeert
Hij/Zij/Het editeert
Wij editeren
Jullie editeren
Zij editeren
Verleden tijd van editeren
Ik editeerde
Jij/U editeerde
Hij/Zij/Het editeerde
Wij editeerden
Jullie editeerden
Zij editeerden
Voltooid deelwoord van editeren
geëditeerd
Tegenwoordig deelwoord van editeren
editerend