Werkwoorden vervoegen
doperen
Tegenwoordige tijd doperen
Ik dopeer
Jij dopeert
dopeer jij?
U dopeert
Hij/Zij/Het dopeert
Wij doperen
Jullie doperen
Zij doperen
Verleden tijd van doperen
Ik dopeerde
Jij/U dopeerde
Hij/Zij/Het dopeerde
Wij dopeerden
Jullie dopeerden
Zij dopeerden
Voltooid deelwoord van doperen
gedopeerd
Tegenwoordig deelwoord van doperen
doperend