Werkwoorden vervoegen
doorspelen
Tegenwoordige tijd doorspelen
Ik speel door
Jij speelt door
speel jij door?
U speelt door
Hij/Zij/Het speelt door
Wij spelen door
Jullie spelen door
Zij spelen door
Verleden tijd van doorspelen
Ik speelde door
Jij/U speelde door
Hij/Zij/Het speelde door
Wij speelden door
Jullie speelden door
Zij speelden door
Voltooid deelwoord van doorspelen
doorgespeeld
Tegenwoordig deelwoord van doorspelen
doorspelend