Werkwoorden vervoegen
dissiperen
Tegenwoordige tijd dissiperen
Ik dissipeer
Jij dissipeert
dissipeer jij?
U dissipeert
Hij/Zij/Het dissipeert
Wij dissiperen
Jullie dissiperen
Zij dissiperen
Verleden tijd van dissiperen
Ik dissipeerde
Jij/U dissipeerde
Hij/Zij/Het dissipeerde
Wij dissipeerden
Jullie dissipeerden
Zij dissipeerden
Voltooid deelwoord van dissiperen
gedissipeerd
Tegenwoordig deelwoord van dissiperen
dissiperend