Werkwoorden vervoegen
acteren
Tegenwoordige tijd acteren
Ik acteer
Jij acteert
acteer jij?
U acteert
Hij/Zij/Het acteert
Wij acteren
Jullie acteren
Zij acteren
Verleden tijd van acteren
Ik acteerde
Jij/U acteerde
Hij/Zij/Het acteerde
Wij acteerden
Jullie acteerden
Zij acteerden
Voltooid deelwoord van acteren
geacteerd
Tegenwoordig deelwoord van acteren
acterend