tor [kever]. Terecht vergelijkt Veth hiermee een paar Deense en Zweedse woorden. Hij had eraan kunnen toevoegen het IJslandse tordyfill en het Engelse tordwifel. Dit laatste stelt de oorsprong van de benaming in het helderste licht: het is, gelijk men weet, samengesteld uit tord ‘drek, stront, mest’, Engels turd, en wifel, Oudhoogduits wibil ‘kever’. Het woord betekent dus eigenlijk drek- of mestkever, en bestond eertijds ook bij ons in de vorm van tortwevel; zie Kiliaan, die tevens als synoniem opgeeft schitwevel. Het Deense en Zweedse skarnbasse komt op hetzelfde neer. Met de Noorse Thor (Oudnoors Thórr) heeft het woord niets gemeen; vooreerst omdat tord en thórr nooit verward kunnen worden, en ten tweede omdat thórr in de Nederlandse uitspraak donder luidt.
De vorm torre, tor is volgens Kiliaan gewestelijk Hollands en Fries, en dat zal wel juist zijn, want rd gaat in het gewone Nederlands niet in rr over; de echte algemeen-Nederlandse vorm was tordwevel, thans verouderd. Of torre, tor een afleiding is van tord, dan wel een verkorting, dient nog nader onderzocht te worden. Een soortgelijk woord is mol, waarvoor de Duitsers Maulwurf zeggen; ook dit laatste is een verbasterde vorm, waaromtrent de etymologische woordenboeken het nodige leren. [K]
Gepubliceerd op 15-08-2017
tor 2
betekenis & definitie