Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

sago 1

betekenis & definitie

sago [voedingsmiddel]. Sago, eigenlijk Sagoe, ofschoon de eerstgemelde uitspraak in onze taal alleen gebruikt wordt, is de Maleis-Javaanse naam van een soort van zetmeel of meelachtig merg dat in de stammen van de Cycadeeën en van vele soorten van palmen, zoals de Arengpalm, de Gebangpalm, enige soorten van het geslacht Caryota, maar bovenal in de palmen van het geslacht Metroxylon, bij uitnemendheid sagobomen genoemd, wordt aangetroffen. De sagobomen zijn over de gehele Archipel verspreid, ook op Java, waar zij in het Javaans boeloe, in het Soendaas kirai heten en in de administratieve taal bij de naam van zoetwater-nipah bekend zijn. Zij worden daar in sommige streken veel aangeplant, omdat de bladeren een goede dakbedekking (atap) opleveren en uit de bladstelen sterke matten gevlochten worden, maar het meel is er niet in tel en wordt slechts door zeer arme lieden of bij grote schaarste van rijst als voedsel gebruikt. Van de sago en haar aanwending op de overige grote Soenda-eilanden schijnt weinig bekend te zijn, behalve dat met Maleise vaartuigen grote hoeveelheden ruwe sago van Borneo’s noordwestkust en Sumatra’s oostkust te Singapore worden aangebracht om daar in fabrieken, die bijna alle aan Chinezen behoren, tot korrel- of parelsago, de vorm waarin de sago in Europa in de handel komt, te worden verwerkt. Maar het eigenlijke gebied van de sago, waar met geringe moeite uitgestrekte sagotuinen worden aangeplant en onderhouden, waar het merg uit de gevelde en doorgezaagde stammen losgeklopt en uitgelicht en vervolgens gewassen en van houtvezels gereinigd wordt, en waar het zo verkregen meel, op verschillende wijzen bereid, namelijk als pap (papéda), broodjes (lempeng) en als koekjes en gebakjes van velerlei soort, het hoofdvoedsel van de bevolking uitmaakt, zijn de Molukse en Papoease eilanden in het algemeen en Ambon met de omliggende eilanden bovenal.