Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

Kafir, Kaffer 1

betekenis & definitie

Kafir, Kaffer [ongelovige]. Dit woord is Arabisch en betekent ‘ongelovige’. In een noot op zijn vertaling van De Warrens Engels-Indië, I, p. 167, zegt de heer Van der Maaten: ‘Kaffer of Kafir is een scheldnaam dien Aziatische en Afrikaansche Muzelmannen aan alle volken geven die met hen van geloof verschillen. Waarschijnlijk afgeleid van het gebergte Kaf, dat volgens hunne mythologie de grenzen van hun halfrond omgeeft.’ Deze afleiding is een waarschuwend voorbeeld voor allen die het wagen verklaringen van woorden te beproeven uit talen waarvan zij niets verstaan. Kafir is in het Arabisch het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord kafara, dat ‘ondankbaar, goddeloos, ongelovig zijn’ betekent, en wordt met name gebruikt voor allen die de islam verwerpen. De naam is bij ons het meest in gebruik als geografische naam van twee volken: de bewoners van Kafiristan in het noordoosten van Afghanistan, en die van het Kaffergebied in Zuid-Afrika, dat de zuidoostelijke hoek van dat werelddeel tot aan de Delagoa-baai beslaat. In beide gevallen is de naam ongetwijfeld van de belijders van de islam afkomstig en misschien alleen door misverstand van de Europeanen bepaaldelijk een geografische naam geworden. Zelfs als zodanig was in vroeger tijd het gebruik in Afrika veel minder beperkt. Zo zegt bijvoorbeeld Van Linschoten, Itinerario, p. 60, dat over het geheel naakt lopen ‘die swarten ofte Caffres van ’t land van Mossambique en alle die custe van Aethiopia ende te landwaarts binnen, tot die Cabo de Bona Esperansa.’