methode van transport op binnenwateren waarbij voor dat doel gebouwde binnenvaartschepen (duwbakken) door een duwboot, die het duwvermogen levert, worden voortbewogen.
De duwvaart vond haar oorsprong in de Verenigde Staten waar in het midden van de vorige eeuw op de rivieren bijna uitsluitend hekwielers voeren in verband met de waterstand. Hekwielers waren ongeschikt voor het slepen en het langszij nemen had allerlei bezwaren. Na een traag begin kwam de duwvaart tot ontwikkeling, doch pas rond 1935 kon men de concurrentie van de spoorwegen het hoofd bieden, dank zij verschillende technische verbeteringen. In Europa begon de ontwikkeling pas na 1952. In 1958 werd in het Nederlands Scheepsbouwkundig Proefstation te Wageningen een binnenvaarttank in gebruik genomen en werd geëxperimenteerd met modellen van duweenheden.Duwvaart heeft ten opzichte van sleepvaart de volgende voordelen: de boten kunnen in continu- of semi-continudienst varen; er is minder personeel nodig; de bakken kunnen snel worden geladen en achtergelaten voor lossen, terwijl men met andere door- of terugvaart; duwbakken zijn goedkoper dan lichters. De duweenheid vaart en manoeuvreert als één vaartuig, hetgeen beperkingen meebrengt wat de grootte van de eenheid betreft. De verdere ontwikkeling gaat in de richting van één enkele, grote bak, geduwd door een vaartuig dat ook lading vaart. Met de duwvaart op zee is een begin gemaakt.