(Fr.: orthicon image; Du.: Zwischenbildorthikon; Eng.: image orthicon), opneembuis van het type orthicon met beeldsectie. De beeldorthicon is zeer lichtgevoelig en wordt gebruikt in zwart-wit-televisiecamera’s voor omroepdoeleinden en speciale professionele toepassingen.
Een optisch stelsel vormt een afbeelding van de scène op de fotokathode die in de vorm van een continue, min of meer transparante laag is aangebracht op het vlakke, glazen front van de buis. De hieruit tredende elektronen worden versneld in de richting van de trefplaat en worden hierop door een elektronenoptisch stelsel scherp afgebeeld, d.w.z. alle elektronen die de fotokathode in één punt verlaten, komen weer in één punt op de trefplaat samen. Deze focussering geschiedt met een homogeen axiaal magnetisch veld, dat opgewekt wordt door de stroom in een spoel rond de buis. Aan de trefplaat, gevormd door een zeer dun (ca. 5 μ m), glazen vliesje, treedt een zodanige secundaire emissie op dat een positief ladingsbeeld wordt verkregen. Een zeer fijnmazig (ca. 300 mazen per cm), metalen gaasje op kleine afstand (25...75 μ m) vóór de trefplaat vangt de secundaire elektronen op. Beeldpunten met hoge helderheid corresponderen in het ladingsbeeld dus met punten met een hoge positieve potentiaal. Bij een juiste keuze van het geleidingsvermogen van het glas van het trefplaatje lekt het ladingsbeeld door het glas heen naar de andere zijde, zonder dat vervaging optreedt door zijdelingse lek.De gecombineerde werking van het homogene axiale focusserende magnetische veld en van de afbuigende magnetische velden opgewekt door de afbuigspoelen zorgt er voor dat de bundel loodrecht op de trefplaat landt, daar ter plaatse een geringe doorsnede heeft en de trefplaat op de gewenste wijze aftast. Een richtspoel vlakbij het elektronenkanon om de buis zorgt voor een hulpveld om de loodrechte inval nauwkeurig in te stellen. Een afremelektrode vlakbij de trefplaat in de buis zorgt ervoor dat de snelheid van de elektronen vrijwel nul wordt. Bij volledige duisternis valt er geen licht op de fotokathode; deze emitteert dan geen elektronen; er treedt geen secundaire emissie op en de potentiaal van de trefplaat blijft nul. De elektronen in de aftastende bundel zullen niet landen en keren terug. Valt er wel licht op de fotokathode dan ontstaat er een positieve ladingsverdeling op de trefplaat. Op elk beeldelement landen dan juist genoeg elektronen om de positieve lading te neutraliseren; de rest van de bundel (retourbundel) die nu het beeldsignaal bevat, keert terug, belandt in een elektronenvermenigvuldiger die rond het elektronenkanon is gebouwd, en wordt daar versterkt. De stroom in de retourbundel is groter naarmate de optische beeldpunten donkerder zijn. De ruis in het uitgaande signaal wordt bepaald door de toevallige fluctuatieverschijnselen in de retourbundel. Deze ruis is sterker naarmate de bundelstroom groter is, d.w.z. in de donkere partijen. Hierdoor wordt principieel de gevoeligheid van het beeldorthicon bepaald.
Bij het beeldisocon wordt het signaal onttrokken aan de elektronen die door het ladingsbeeld worden verstrooid in plaats van teruggekaatst. Deze verstrooiing is sterker naarmate de trefplaat sterker positief geladen is: de hoeveelheid verstrooide elektronen neemt dus toe naarmate de helderheid van het beeld groter is. Bij gelijke signaal-ruisverhouding is de benodigde hoeveelheid licht voor een beeldisocon ca. 100 maal zo klein als voor het beeldorthicon.