Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 27-11-2024

BAANHOEK

betekenis & definitie

(Fr.: angle d’orbit; Du.: Bahnwinkel; Eng.: angle of orbits), symbool γ, in de prestatieleer van vliegtuigen de hoek die wordt gebruikt om de richting van de snelheidsvector ten opzichte van het horizontale vlak aan te geven.

Indien het vliegtuig zich in een stijgvlucht bevindt, is deze hoek positief, in de daalvlucht negatief, en in de horizontale vlucht gelijk aan nul.Voor de certificatie van meermotorige vliegtuigen moet de baanhoek na uitval van één motor in verband met het overvliegen van obstakels een zekere vereiste waarde hebben. Voor tweemotorige vliegtuigen 1,2% ≈ 0,7°, voor driemotorige vliegtuigen 1,5% ≈ 0,85° en voor viermotorige vliegtuigen 1,7% ≈ 1,0° (Amerikaanse luchtwaardigheidseisen).

In de nadering tijdens slecht zicht, die met behulp van ILS, GCA of een ander geleidingssysteem moet plaatsvinden, wordt een bepaalde baanhoek voorgeschreven; deze bedraagt ca. −3° en wordt bepaald door het geleidingssysteem.

Aangezien het geleidingssysteem op de grond is opgesteld, moet de hoek tussen de snelheid ten opzichte van de grond en het horizontale vlak de vereiste waarde bezitten. Deze grondsnelheid is de vectorsom van de vliegsnelheid en de wind. Bij tegenwind, hetgeen tijdens de nadering meestal voorkomt, omdat bij voorkeur tegen de wind in wordt geland, is de (negatieve) baanhoek ten opzichte van de lucht kleiner dan ten opzichte van de grond.

< >