(Fr.: andalousite; Du.: Andalusit; Eng.: andalusite), ook genaamd: chiastoliet of macle, een der drie in de natuur als mineraal voorkomende modificaties van aluminiumsilicaat met een zuilige vorm. De beide andere zijn distheen en sillimaniet. Het fasendiagram van de drie modificaties kan belangrijke aanwijzingen geven over het ontstaan van de metamorfe gesteenten waarin deze mineralen voorkomen.
Andalusiet komt voor in oorspronkelijk kleirijke, contactmetamorfe sedimenten. Als het nog kleine kristallen betreft, ziet het gesteente eruit alsof het zojuist is begonnen te regenen, vandaar de namen vleklei, Knotenschiefer enz. Voorts vindt men het in de zware fractie van vele sedimenten; het is dan een belangrijk gidsmineraal. De structuur is orthorombisch. De formule luidt Al2O3(SiO4), maar ook Fe, Mg, Ca en Ti kunnen in kleine hoeveelheden voorkomen. De relatieve dichtheid van andalusiet is 3,1...3,2, de hardheid 7, schaal van Mohs. Splijting langs de stengelrichting. De kleur varieert van kleurloos, geel, roze tot groen. Het mineraal vertoont pleochroïsme en heeft soms kruis- of ruitvormig gerangschikte koolstofinsluitsels. Andalusiet wordt een enkele maal verslepen als siersteen en soms gebruikt als grondstof voor vuurvast keramisch materiaal. Het komt bijv. voor in de Verenigde Staten (North Carolina, Georgia en Nevada) en India (o.a. Assan) en Australië (bij Broken Hill).