Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 15-01-2025

AFSCHAKELVERMOGEN

betekenis & definitie

(Fr .: pouvoir de coupure; Du.: Abschaltleistung, Abschaltvermögen; Eng.: breaking (rupturing) capacity), het vermogen dat door een schakeltoestel onder alle bedrijfsomstandigheden veilig kan worden afgeschakeld. Voor vermogenschakelaars is het van groot belang dat niet slechts onder normale bedrijfsomstandigheden, maar ook onder kortsluitomstandigheden aan het bovenstaande wordt voldaan; het laatste geldt eveneens voor smeltveiligheden. Het afschakelvermogen wordt gedefinieerd als het produkt van de te onderbreken stroom (effectieve waarde van de symmetrische stroom) en de bedrijfsfrequente component van de terugkerende spanning en de fasefactor (√3 bij een driefasensysteem), waarbij geen rekening wordt gehouden met de effecten van het schakeltoestel zelf, zoals hoogspanningen en weerstanden. Onder de terugkerende spanning wordt de netspanning verstaan, na onderbreking van de stroom en na de overgangstoestand, die is ontstaan als gevolg van de onderbreking.

Het nominale afschakelvermogen (MVA) geldt voor een gegeven nominale spanning. Uit deze beide grootheden kan de symmetrische nominale afschakelstroom (kAsymm) worden bepaald; normaliter is deze grootheid op de schakelaar vermeld.

Voor schakelaars waarvan de uitschakeltijden minder dan 60 ms bedragen, dient eveneens de asymmetrische afschakelstroom te worden vermeld, aangezien bij deze korte afschakeltijden de af te schakelen stroom nog een gelijkstroomcomponent bevat. Voorts is het afschakelvermogen van een schakelaar afhankelijk van de vorm, d.w.z. het verloop van de terugkerende spanning als functie van de tijd, direct nadat de onderbreking van de stroom begint, waarbij de eigenfrequentie en amplitudefactor maatgevend zijn.

Genoemde grootheden moeten derhalve ter plaatse, d.w.z. van de plaats waar de schakelaar in het net wordt opgenomen, bekend zijn.

In gecompliceerde gevallen, waarbij men tijdens de overgangstoestand met meer frequenties heeft te maken en waarbij derhalve de vorm van de terugkerende spanning een grilliger verloop heeft, spelen bovendien de aanvangssteilheid van de transiënte spanning en steilheidsfactor naast eerder genoemde eigenfrequentie en amplitudefactor een rol.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat bij driefasensluitingen, wegens het feit dat de stromen niet gelijktijdig door nul gaan, de stroom in één fase het eerst wordt onderbroken en de hierbij behorende grootte van de terugkerende spanning ook nog afhankelijk is van het al of niet verbonden zijn van het stroomstelsel met aarde. In het eerstgenoemde geval is de waarde van de terugkerende spanning gelijk aan die van de fasespanning, in het laatste geval bedraagt deze waarde het 1,5-voud van de waarde van de fasespanning. Het is duidelijk, dat dan ook de topwaarde van deze asymmetrische spanning verhoudingsgewijze groter is. De pool van de schakelaar, waardoor de stroom het eerst wordt onderbroken, wordt dan ook het zwaarst belast; deze dient de helft van het vermogen te kunnen afschakelen.

De term afschakelvermogen wordt ten onrechte wel gebruikt in de plaats van de term uitschakelstroom. Voorts zie Inschakelvermogen; Schakelvermogen.

< >